Continue subpleurale multilevel intercostale anesthesie versus thoracale epidurale anesthesie voor postoperatieve pijnstilling na een thoracoscopische longparenchym resectie: een observationele vergelijkende studie


J.E. Bousema, E.M. Dias, S.M. Hagen, B. Govaert, P. Meijer, F.J.C. van den Broek

Vrijdag 30 november 2018

11:16 - 11:23u in Zaal 6

Categorieën: (V) vrije voordracht, Longchirurgie, Oncologische chirurgie

Parallel sessie: V06 Oncologie


Indien goed geplaatst zorgt thoracale epidurale anesthesie (TEA) voor adequate pijnstilling na video-assisted thoracoscopie (VATS) voor longparenchymresectie. TEA faalt echter in een groot aantal gevallen en kent, indien goed functionerend, nadelen als immobilisatie en blaasdysfunctie. Subpleurale continue anesthesie (SCA) wordt geplaatst onder zicht, vereist geen blaaskatheter en beïnvloedt mobiliteit niet.

Methode

We deden een prospectief observationeel cohort onderzoek naar TEA (cohort april 2017-september 2017; n=23) versus SCA (cohort april 2018-september 2018; n=23) na VATS. We verzamelden patiëntkarakteristieken, operatie- en anesthesiologiegegevens, informatie over het inbrengen van de TEA- en SCA-katheters, postoperatieve complicaties, duur van blaaskatheterisatie, pijnscores (NRS 0-10) in rust, bij hoesten en bewegen, mobiliteit scores (5-punt schaal), tevredenheid scores (5-punt schaal) en gebruik van additionele pijnmedicatie. Postoperatieve scores werden gedurende 3 dagen postoperatief verzameld. Teneinde te onderzoeken of SCA gelijkwaardig is aan TEA in pijnstilling en mogelijk superieur ten aanzien van mobilisatie en complicaties werden de groepen statistisch met elkaar vergeleken.

Resultaten

Behoudens geslacht (meer vrouwen in TEA-groep; p=.03) waren de baseline karakteristieken gelijk verdeeld. De gemiddelde pijnscores op dag 1-3 waren 1.7 (SD 1.2) in de TEA-groep en 1.6 (SD 1.3) in de SCA-groep (p=.33). De mediane opnameduur was 4 dagen in beide groepen. SCA-patiënten hadden significant korter een blaascatheter (mediaan 0 vs 2 dagen; p<.01). SCA-patienten mobiliseerden significant sneller zelfstandig (mediaan 2 vs 3 dagen, p<.01). 70% van de SCA-patiënten was tevreden (score 4/5) of zeer tevreden (score 5/5) op alle postoperatieve momenten. Er waren geen SCA-catheter gerelateerde complicaties en de postoperatieve complicaties verschilden niet tussen de groepen.

Conclusie

Continue subpleurale multilevel intercostale anesthesie is gelijk aan epidurale anesthesie wat betreft postoperatieve pijnstilling bij patiënten na een VATS longparenchymresectie. Echter, SCA zorgt voor significant snellere mobilisatie, significant kortere duur van blaaskatheterisatie, en goede patiënttevredenheid. Tevens zagen we geen intra-operatieve of postoperatieve complicaties geassocieerd met de subpleurale continue anesthesie.

Afb 1. Plaatsing subpleurale pijnkatheter. 1: Introductie van de tunnelaar in de subpleurale ruimte; 2: Opvoeren van de tunnelaar richting craniaal; 3: verwijderen van de peel-away sheeth; 4: na plaatsen SCA-katheter en 40 ml bolus ropivacaine